De hogere importtarieven die Trump vele landen oplegde, komt hard aan bij het Amerikaanse bedrijfsleven. Voor 23% van alle import draaien Amerikaanse bedrijven zelf op voor de hogere kosten door de tariefverhoging. Ze kunnen die prijsverhoging niet doorberekenen. Zo wordt onder meer de Amerikaanse agrifoodsector hard geraakt. 

Inhoud artikel

  • De door Donald Trump ontketende handelsoorlog treft Amerikaanse en Europese bedrijven hard, die de stijging van de invoerrechten niet altijd kunnen doorberekenen aan de consumenten.
  • Deze situatie dwingt Amerikaanse importeurs hun toeleveringsketens te herstructureren, wat landen als Vietnam, India en Thailand ten goede komt.
  • In Europa, en vooral in Nederland,  zien de chemie-, agrifood- en machinesector hun winstmarges onder druk staan, wat de concurrentiekracht en de werkgelegenheid bedreigt door een verzwakte dollar en toegenomen douaneformaliteiten.

Johan Geeroms, onze Director Risk Underwriting Benelux: “Amerikaanse bedrijven die producten uit het buitenland halen moeten door de tariefverhoging in veel gevallen fors duurder inkopen. Voor de meeste producten wordt die prijsverhoging doorberekend aan afnemers of de Amerikaanse consument. Maar in extreem prijselastische sectoren kan dat niet omdat klanten en consumenten dan naar de concurrent overstappen waar het product goedkoper is. Het is voor deze bedrijven kiezen uit twee kwaden: Wel doorberekenen van de extra importtarieven kost je omzet omdat klanten weglopen. Bereken je de kosten niet door dan krijgt de marge een dreun en moet je oppassen dat je geen verlies draait.”

Veel Amerikaanse importeurs zoeken naar nieuwe leveranciers in andere landen. Je ziet toeleveringsketens veranderen. De Amerikaanse invoer uit China is dit jaar met bijna 20% gedaald. Landen als Vietnam, India en Thailand varen er wel bij: hun export van vooral consumentengoederen naar zowel de VS als Europa steeg dit jaar juist tientallen procenten. Vietnam bijvoorbeeld heeft inmiddels 35% van de Amerikaanse schoenenmarkt in handen en is daarmee China gepasseerd als grootste leverancier van schoenen.

Door de hogere tarieven worden Europese fabrikanten voor Amerikaanse afnemers fors duurder. Om niet gepasseerd te worden zijn Europese bedrijven welhaast gedwongen prijzen te verlagen, hun productie te verplaatsen of rigoureus te snijden in kosten. Daarbovenop komen nog eens flinke administratieve lasten die de winstmarge verder onder druk zetten. Denk aan het extra werk dat nodig is om de productie te verplaatsen of alternatieve logistieke routes te vinden.

Daarbovenop komt de verzwakte dollar. Europese bedrijven voelen de zwakkere dollar dubbel in hun portemonnee. Doordat de Amerikaanse munt minder waard is, krijgen Europese exporteurs minder euro’s terug voor hun omzet in de VS. Tel daarbij op de extra importkosten; dat vreet van twee kanten aan de marge.

Verder wijsten wij op de extra douaneformaliteiten: Bedrijven hebben last van de extra papierwinkel. Voor importproducten moet een hele uitleg worden aangeleverd. Bedrijven zijn drie tot vier keer zo veel tijd kwijt aan de administratie van een zending.

Kijkend naar Nederland noemt Johan Geeroms meteen grote bedrijven als ASML (chipmachines), NXP (chips), Tata Steel IJmuiden (staal) en VDL Groep (auto- en busonderdelen). “Die voelen de pijn van hogere invoerheffingen heel direct, omdat zij voor een aanzienlijk deel afhankelijk zijn van de Amerikaanse markt. Ook de land- en tuinbouw ondervindt hinder: export van bloemen, zuivel en agrifoodproducten naar de VS wordt lastiger door hogere kosten en strengere controles. Het gevolg is een mix van exportverlies, margedruk en onzekerheid over werkgelegenheid, vooral in de regio’s Brabant, Limburg en Noord-Holland waar agrifood stevig is verankerd.